ANBI of niet?

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Scientology Kerk niet als ANBI kan worden aangemerkt. De tariefstelling voor de trainingen waren dusdanig commercieel van aard, dat gesteld kon worden dat gestreefd werd naar het behalen van exploitatieoverschotten. In een andere zaak, inzake het Katholiek Nieuwsblad en haar steunstichting, oordeelde de Hoge Raad dat er wel sprake kan zijn van een ANBI. De abonnementsprijzen waren weliswaar commercieel, maar dekten de exploitatie niet.

Volgens de Hoge Raad is beslissend voor de beantwoording van de vraag of activiteiten worden verricht tegen tarieven die commercieel van aard zijn, of met de tariefstelling wordt gestreefd naar het behalen van exploitatieoverschotten. Inzake de Scientology Kerk oordeelde Hof Den Haag (verwijzingshof) dat de tariefstelling voor auditing en trainingen zodanig commercieel is dat wordt gestreefd naar exploitatieoverschotten en dat deze ook daadwerkelijk werden behaald. Nu die exploitatieoverschotten worden gehaald, wordt met die activiteiten het algemeen belang niet minstens in gelijke mate gediend als het particuliere belang. De vergoedingen voor auditing en trainingen kunnen niet als aftrekbare gift worden aangemerkt omdat de Kerk geen ANBI-instelling is.

In de zaak van het Katholiek Nieuwsblad was er volgens de Hoge Raad mogelijk wel sprake van een ANBI. Voor dat weekblad kunnen abonnementen worden afgesloten. De opbrengst van de abonnementen is echter niet kostendekkend. De tekorten worden opgevangen door een steunstichting, die de middelen verkrijgt uit fondsen, subsidies, schenkingen, erfstellingen en andere verkrijgingen. In tegenstelling tot het hof is de Hoge Raad van mening dat de tariefstelling van de abonnementen niet gericht is op het behalen van exploitatieoverschotten. Het oordeel van het hof dat de prijs voor het weekblad door de abonnees als een in het economische verkeer normale, gebruikelijke prijs wordt ervaren, staat er niet aan in de weg dat het uitgeven van het weekblad is aan te merken als een werkzaamheid die rechtstreeks gericht is op het dienen van het algemeen belang. Nu de stichting de activiteiten heeft voortgezet terwijl de abonnementsprijs niet kostendekkend is, laat dit geen andere conclusie toe dan dat de stichting met deze activiteiten geen winstoogmerk heeft. De zaak wordt verwezen, waarbij het verwijzingshof ook moet onderzoeken of de feitelijke werkzaamheden rechtstreeks en primair een algemeen nut beogen.

Bron: HR 25-11-2016