Ab-houder coöperatie moet rekening houden met gebruikelijk loon

Een bestuurder, tevens aanmerkelijkbelanghouder, van een tweetal coöperaties kan niet als zelfstandig ondernemer worden aangemerkt. Daar hij arbeid heeft verricht voor de coöperaties moet rekening worden gehouden met de gebruikelijkloonregeling.

Een bestuurder van twee coöperaties heeft in de ene coöperatie een derde van de zeggenschap (coöperatie A) en in de andere coöperatie de helft van de zeggenschap (coöperatie B). De bestuurder heeft in 2008 van coöperatie A een bedrag van € 27.792 en in 2009 een bedrag van € 30.000 ontvangen. Van coöperatie B heeft hij in 2008 € 2.227 ontvangen. In 2009 heeft deze coöperatie niets uitbetaald. Tot en met 2008 hebben de coöperaties de aan de bestuurder uitgekeerde arbeidsvergoedingen aangemerkt als loon en hebben zij daarop loonheffingen ingehouden. De bestuurder heeft deze inkomsten tot en met het jaar 2007 aangegeven als inkomsten uit dienstbetrekking, vanaf 2008 geeft de bestuurder de inkomsten echter op als winst uit onderneming. De bestuurder heeft zich met ingang van 1 januari 2009 als eenmanszaak ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

De inspecteur komt tot de conclusie dat de bestuurder aanmerkelijkbelanghouder is van de coöperaties en dat de bestuurder een loon moet verantwoorden dat in overeenstemming is met de gebruikelijkloonregeling. Na bezwaar stelt de inspecteur het loon voor 2008 en 2009 voor coöperatie B vast op € 2.227 respectievelijk € 5.000. Voor coöperatie A stelt de inspecteur het gebruikelijk loon voor beide jaren vast op € 40.000.

Het hof stelt voorop dat een coöperatie een rechtspersoon is die op eigen naam en voor eigen rekening en risico optreedt en dat het lidmaatschap van een coöperatie op zich niet leidt tot ondernemerschap in de zin van de Wet IB 2001. Of een lid van een coöperatie als ondernemer in de zin van de Wet IB 2001 kwalificeert, dient te worden beoordeeld aan de hand van de activiteiten die het lid voor eigen rekening en risico uitoefent. Uit de feiten blijkt dat de bestuurder onvoldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van de coöperaties en dat hij onvoldoende ondernemersrisico loopt. Van een zelfstandig uitgeoefend beroep is daarom geen sprake. Omdat niet in geschil is dat de bestuurder een aanmerkelijk belang in de coöperaties heeft en geen sprake is van ondernemerschap, is de gebruikelijkloonregeling van toepassing. Het hof oordeelt dat de inspecteur terecht een gebruikelijk loon voor deze twee coöperaties in aanmerking heeft genomen voor 2008 en 2009 omdat de bestuurder arbeid verricht voor coöperaties waarin hij een aanmerkelijk belang heeft.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden, 01-08-2017