Paprikadraaier toch werkzaam als ondernemer

Nauwelijks investeren, geen debiteurenrisico? Volgens de inspecteur kan je dan moeilijk van ondernemen spreken. Voor Hof Den Haag zijn die argumenten niet doorslaggevend om ondernemerschap af te wijzen.

Een zzp’er was werkzaam als paprikadraaier en -topper in de paprikateelt. Hoewel hij zich in 2011 had ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als agrarisch loonbedrijf en ook voor het jaar 2014 beschikte over een VAR-wuo, wist hij de inspecteur niet te overtuigen van zijn ondernemerschap. Na een boekenonderzoek luidde het oordeel van de inspecteur dat de inkomsten van de man moesten worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Voor de inspecteur (en ook de rechtbank) waren belangrijke overwegingen hierbij dat de paprikadraaier nauwelijks investeringen had gedaan en ook geen debiteurenrisico liep. Ook was er sprake van een laag tarief en werkte de man soms bijna een jaar op locatie bij dezelfde opdrachtgever. Dat hij wel zelf zijn werktijden kon inrichten en in geval van ziekte of vakantie kon laten vervangen… Dat was volgens de inspecteur niet echt overtuigend.

Hof Den Haag komt echter tot een ander oordeel. Het hof wijst erop dat onder een onderneming mede moet worden verstaan een zelfstandig uitgeoefend beroep (art. 3.5 Wet IB 2001). Volgens het hof kan iemand ook ondernemer zijn zonder dat er is geïnvesteerd in immateriële of materiële activa. Het hof verwijst hiervoor naar een arrest van de Hoge Raad uit 1992 waarin is geoordeeld dat een zelfstandig beroep ook kan worden uitgeoefend zonder investering in immateriële of materiële activa. En ook klopte het oordeel van de rechtbank feitelijk niet, omdat er wel degelijk investeringen waren geweest in onder meer gereedschap en hulpmiddelen (werkkleding, schoenen, mes ).

Ook het argument dat de man geen debiteuren risico liep snijdt volgens het hof geen hout. Niet van belang is of dit risico zich daadwerkelijk heeft gemanifesteerd, maar of een dergelijk risico voor rekening van de man komt of niet. Volgens het hof waren er voldoende feitelijke kenmerken van een zelfstandig uitgeoefend beroep aanwezig, waaronder het risico van aansprakelijkstelling bij schade of wanprestatie, vervanging bij ziekte of vakantie.

Bron: Hof Den Haag 8-05-2018 (publ. 22-05-2018)