Billijke vergoeding wegens niet verlengen van arbeidsovereenkomst in verband met zwangerschap

Een werkgever die de arbeidsovereenkomst van een zwangere werkneemster niet had verlengd en die bij het opgeven van de reden daarvan melding had gemaakt van de bevalling en zorg voor het kind, moest aan de werkneemster een billijke vergoeding betalen wegens het maken van onderscheid tussen mannen en vrouwen.



Een werkgever was een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar aangegaan met een werkneemster. Een maand voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst doet de werkgever de wettelijk verplichte aanzegging over het wel of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de overeengekomen duur: de arbeidsovereenkomst zal niet worden verlengd. De regiomanager van de werkgever schrijft daarover de volgende dag in een Whatsapp-bericht aan de werkneemster dat de reden daarvan is dat de werkneemster veel afwezig is geweest en dat zij na haar bevalling voor haar kindje moet zorgen, wat moeilijk te combineren is met het werk.

De werkneemster stelt daarop dat de werkgever verboden onderscheid maakt op grond van geslacht door de arbeidsovereenkomst niet te verlengen wegens zwangerschap. Dat betekent op grond van de wet dat het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever en dat de werkgever daardoor een billijke vergoeding aan de werkneemster verschuldigd is. Bij de kantonrechter vordert zij daarom om de werkgever te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van ruim € 35.000 bruto.

De werkgever stelt daartegenover dat de regiomanager, die inmiddels uit dienst is, het bericht heeft verzonden uit rancune ten opzichte van de werkgever en dat de echte reden voor het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst de zeer frequente afwezigheid van de werkneemster was en het feit dat zij ondanks herhaalde herinneringen nog steeds niet een verplicht diploma (“sociale hygiëne”) had gehaald.

De kantonrechter oordeelt dat er een vermoeden van een verboden onderscheid tussen mannen en vrouwen bestaat en dat het daarom aan de werkgever is om het tegendeel te bewijzen. De frequente afwezigheid zou doelen op het feit dat de werkneemster zich vijf keer ziek heeft gemeld om op kinderen van haar vriend en pleegmoeder te passen. Maar de kantonrechter gaat daaraan voorbij omdat twee leidinggevende functionarissen van de werkgever geruststellende uitlatingen hadden gedaan voor wat betreft de gevolgen daarvan voor het verlengen van de arbeidsovereenkomst. Voor wat betreft het niet behalen van het diploma, stelt de kantonrechter vast dat het gaat om een opleiding van vier uur en dat de werkgever weliswaar heeft aangedrongen op het behalen van het diploma, maar dat uit niets blijkt dat het ook een voorwaarde voor het verlengen van de arbeidsovereenkomst zou zijn.

Daarom is volgens de kantonrechter sprake van een verboden onderscheid naar geslacht en moet een billijke vergoeding worden betaald. Die billijke vergoeding moet compenseren voor het ernstig verwijtbare gedrag van de werkgever. Bij het vaststellen van de omvang daarvan moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. De kantonrechter acht het aannemelijk dat de werkneemster door het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst gedurende een jaar inkomsten is misgelopen: een bedrag van ruim € 25.000. Daar staat echter tegenover dat de werkneemster ook recht zal hebben op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering en op een WW-uitkering, waarna nog een inkomensverlies van ruim € 13.000 zou resteren. Bovendien is aannemelijk dat de werkneemster snel ander werk zal hebben gevonden. De kantonrechter gaat daarom uit van een inkomensverlies van € 7.500. De ernst van het verwijtbare gedrag, waarbij een elementair grondrecht is geschonden, is voor de kantonrechter reden om de billijke vergoeding uiteindelijk vast te stellen op een bedrag van € 12.500 bruto.

Bron:Kantoor Mr. van Zijl